Gemiddelde leestijd voor dit bericht is 99 seconden

Witteveen+Bos gaat in opdracht van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) onderzoek doen naar de risico’s van Ultra Diepe Geothermie en Enhanced Geothermal Systems in Nederland. Ultra Diepe Geothermie (UDG) heeft een potentie om in de duurzame warmtebehoefte van vooral de industrie te voorzien. UDG is het boren naar warmte dieper dan 4 kilometer. Op deze diepte bevindt zich in Nederland water van meer dan 120 graden, wat op het aardoppervlak omgezet kan worden in stoom. Enhanced Geothermal Systems (EGS) zijn speciale boor- en stimulatietechnieken die nodig zijn om op deze grote diepte heet water te kunnen winnen.

UDG wordt door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Energie Beheer Nederland (EBN) gestimuleerd. In de zomer van 2017 is een ‘green deal’ gesloten tussen EZK, EBN, TNO en zeven consortia met verschillende marktpartijen. Deze consortia werken momenteel plannen uit om op niet al te lange termijn op diverse plekken in Nederland proefboringen te plaatsen voor het winnen van ultradiepe geothermie.

SodM is echter van mening dat de risico’s op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu nog niet voldoende zijn geïnventariseerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat op sommige plekken aardbevingen worden geïnduceerd tijdens het boren en winnen. Door de potentiële risico’s goed in kaart te brengen, zal SodM beter in staat zijn toezicht te houden door richtlijnen en wettelijke maatregelen voor te schrijven. Het is in ieders belang dat de toekomstige winning van ultradiepe geothermie zorgvuldig wordt gedaan, zodat de veiligheid voor omwonenden en omgeving blijft gewaarborgd.

Het project is opgesplitst in twee delen: (1) een inventarisatie van alle mogelijke risico’s en (2) het opzetten van een raamwerk met maatregelen om deze risico’s goed te kunnen beheersen. In het team zitten zeer ervaren deskundigen, en Witteveen+Bos streeft naar een sterk multidisciplinaire en wetenschappelijke aanpak. Het wetenschappelijk niveau is mede gewaarborgd door de inzet van de TU Delft en het inschakelen van externe wetenschappelijk toetsing. De onderzoeksresultaten zullen naar verwachting uiterlijk begin 2019 beschikbaar komen.