De Nederlandse economie moet in 2050 volledig circulair zijn. Nu is veertig procent van het afval in Nederland afkomstig uit de bouwsector. Inzamelen en recyclen moet daarom het nieuwe normaal worden. Bij Technische Unie (TU) wordt de circulaire economie steeds zichtbaarder. De groothandel in technische installatiematerialen zet in op duurzaamheid en won er in 2019 al een prijs voor: de Recycle Power Award. Hoe pakt TU deze circulariteitsuitdaging aan?

Een paar jaar geleden besloot TU om haar duurzaamheidsactiviteiten naar een hoger niveau te tillen, vertelt Ariane van Dijk, manager Sustainable Business & Innovation bij TU: “Dat mondde uit in een MVO-programma, waarin circulariteit een centraal en concreet onderdeel is. Circulariteit speelt een ontzettend belangrijke rol in onze keten – we krijgen er van klanten steeds meer vragen over. De afvalstroom moet veel kleiner worden door grondstoffen te hergebruiken. We willen heel dicht op deze transitie zitten. Want het is letterlijk de economie die gaat veranderen, en dus ook onze business.”

Verspilling in de keten
“We doen dit voor de business, maar het gaat ook om de intrinsieke waarde van TU en van Sonepar, onze groep”, zegt Remco Tolsma, Vice president Marketing & E-Business bij TU. “We zijn een familiebedrijf en een van de eigenschappen daarvan is om heel ver vooruit te kijken – want ook de volgende generaties moeten in business blijven. En dat lukt niet als we doorgaan zoals we het nu doen. We hebben dus een heel duidelijke drive om de business én de markt te helpen.
In onze keten is ongelofelijk veel verspilling. Op een bouwplaats liggen vele containers vol met verpakkingsafval en niet gebruikte producten. Circulariteitsdenken begint met minder producten bestellen. Als verkopende partij wil je natuurlijk zoveel mogelijk producten verkopen, maar voor een betere wereld moeten we die stroom verminderen. Intussen worden we in veel productsegmenten steeds vaker geconfronteerd met een grondstoffentekort. Er ontstaat schaarste aan bepaalde elementen en dat betekent dat je producten ook beperkter de markt in kunt brengen.”

Pilots en products-as-a-service
Van Dijk: “Vanuit ons MVO-programma proberen we in de transitie naar duurzaam ondernemen explicieter te zijn in wat circulariteit en energietransitie voor ons betekenen. We doen pilots, dus testen in kleine stapjes, en parallel daaraan praten we veel met onze klanten, leveranciers en GS1.”
TU richt haar aandacht daarbij op vier punten, vervolgt Van Dijk: “Het eerste is retourlogistiek. Daarbij speelt traceerbaarheid een grote rol. Het tweede punt is de data die beschikbaar moet zijn, om te weten welke materialen het bevat en hoe het is te demonteren. Die data wil je goed aan het product koppelen, onder andere voor de retourlogistiek. Daarnaast letten we erg op de recyclebaarheid van producten en verpakkingen.
En we kijken natuurlijk naar de financiële verdienmodellen, want die kunnen ook veranderen door de circulaire economie. Dat kan bijvoorbeeld met een product-as-a-service-model, dus door meer producten te leasen of verhuren. We zien nu de trend dat je niet meer onderdelen van een installatie verkoopt, maar de hele installatie. Daarmee voorkom je veel afval en uitzoekwerk op de bouwplaats. Aan het eind van zijn levensduur gaat de installatie integraal retour en wordt deze vervolgens gerecycled. Zo ontstaan er ook nieuwe samenwerkingsvormen.”

Communicatie in de keten
Het terugdringen van de afvalstroom en het hergebruiken van gebruiksproducten zijn twee heel verschillende gebieden met vele mogelijke oplossingen. Van Dijk: “Een deel daarvan speelt in de keten, een deel kunnen we als bedrijf beïnvloeden. Eén daarvan is hoe wij onze spullen afleveren bij onze klant.” Hoe gaan we om met het materiaal dat wij daarvoor gebruiken? Dan heb je het over pallets en kratten, maar ook folies en straps. Dat heeft deels te maken met de afspraken die je met klanten en leveranciers maakt, en deels met wat je zelf inkoopt.”
Als voorbeeld geeft Van Dijk hun eigen gereedschapslijn, Tradeforce, die ze in China laten produceren: ”Die producten ontvingen we eerst in verpakkingen met veel plastic, dus hebben we gevraagd of we het duurzamer verpakt konden ontvangen en nu heeft het een kleine kartonnen verpakking. Het is dus ook maar hoe je het inkoopt en communiceert. Uiteindelijk valt of staat een draaiende circulaire economie met inzichtelijkheid en dus met het goed gedigitaliseerd krijgen van de juiste informatie.”

Unieke identificatie
Het draait om data: door transparant te zijn met informatie creëer je de mogelijkheid om een circulaire keten te kunnen realiseren. TU wil daarom op basis van de data die zij verzamelt haar klanten adviseren, zegt Tolsma, die namens TU ook lid is van het GS1 bestuur. “Wat er in het product zit moet je digitaal beschikbaar hebben, zoals in materiaalpaspoorten. Met GS1 Digital Link kun je met de barcode in een gestandaardiseerde link productdata digitaal beschikbaar maken in de keten.
Wat er in het product zit moet je digitaal beschikbaar hebben. Wanneer je circulaire producten gaat verkopen, krijg je in een homogene productenreeks te maken met afwijkende producten. Bijvoorbeeld: alle wastafels met dezelfde artikelcode en serienummer zijn exact gelijk aan elkaar. Maar we halen wastafels nu ook terug, laten ze refurbishen en nemen ze weer op voorraad. Dan is elke wastafel weer uniek. De ene is in een betere conditie dan de andere en dat bereken je door in de prijs. Maar al die eigenschappen moet je wel registreren, dus moet ieder product een eigen, identificatienummer krijgen. Daar ligt de sterke rol van GS1, om de markt te faciliteren in het gebruik van de juiste standaarden, die producten identificeren en traceerbaar maakt.”