Gemiddelde leestijd voor dit bericht is 176 seconden

Voor de waterkwaliteit en waterbehandeling van verwarmingssystemen wordt rekening gehouden met de Europese norm EN1717. Deze norm behandelt de middelen die worden gebruikt om vervuiling van drinkwater en de terugstroming hiervan te voorkomen. Tegelijkertijd groeit de aandacht voor schone installaties, die conform de ontwerpcondities functioneren en een hoog rendement, minimale storingen en een lange levensduur garanderen. Om een installatie schoon te maken én te houden, biedt Caleffi verschillende behandelmethodes aan. Met volledige naleving van de strengst toegepaste regelgeving én met respect voor het milieu.

Nieuwe én bestaande systemen

Om verstoppingen en corrosievorming tegen te gaan, is het voor zowel nieuwe als bestaande installaties van belang om het installatiewater zo schoon mogelijk te houden. Het installeren van een goede vuilafscheider is een goede eerste stap. Een vuilafscheider met magneet, zoals de DIRTMAG® PRO van Caleffi, haalt onzuiverheden en magnetiet uit het water door middel van filtering en magnetische elementen.

Bij het gebruik van additieven, dient de vuilafscheider ook als toegangspunt voor het toevoegen van het middel.

Complete bescherming van de installatie

Voor de totale reiniging van het systeem wordt geadviseerd om additieven te gebruiken. Deze hulpmiddelen hebben allemaal een eigen doel en kunnen achtereenvolgens gebruikt worden. Zo is de C3 CLEANER een reinigingsmiddel dat vuil, kalk en lasresidu verwijdert en zorgt beschermingsmiddel C1 INHIBITOR ervoor dat de pH-waarde op niveau blijft zodat corrosie, vervuiling en rendementsverliezen niet meer aan de orde zijn. 

Voor kleine lekkages is er de C4 LEAK SEALER, deze brengt binnen 1 dag een beschermde laag aan op kleine lekken in de leidingen. De C3 CLEANER, C1 INHIBITOR en C4 LEAK SEALER  zijn geur- en kleurloos, niet agressief en niet giftig. Een uitzondering hierop is de C7 BIOCIDE, die speciaal ontwikkeld is om bacteriële groei in lage temperatuursystemen tegen te gaan. Voor het gebruik van de C7 BIOCIDE zijn strikte veiligheidsvoorschriften van toepassing.

Automatische waterbehandeling

Een volgende fase in de waterbehandeling is het demineraliseren en ontharden van het (bij)vulwater van bestaande cv-systemen door middel van een automatische waterbehandelingsunit met wateronthardings- en demineralisatiepatronen. Bij ontharding worden calcium- en magnesiumionen gebonden en vervangen door natriumionen, wat resulteert in puur water rijk aan natrium en andere zouten. Na waterontharding is het risico op kalkaanslaag laag, maar is het toevoegen van de C1 INHIBITOR wél nodig om ook het risico op corrosievorming te verlagen.

Demineralisatie gaat een stap verder. Deze elimineert alle zouten uit het water waardoor, naast het lage risico op kalkaanslag, ook het risico op corrosie laag is.

Water dat één van deze behandelingen heeft ondergaan, is schadelijk voor de gezondheid en niet meer geschikt voor consumptie. In overeenstemming met de norm EN1717 moet daarom een BA-terugstroombeveiliger worden geïnstalleerd om het drinkwaternet te beschermen.

De onthardings- en demineralisatiepatronen worden geplaatst in een automatische waterbehandelingsunit, een compleet innovatief systeem, die, op basis van de geleidbaarheid van het water, altijd voor de juiste waterbehandeling zorgt. Door de extreem kleine behuizing is deze zeer geschikt voor verwarmingssystemen met weinig ruimte. De regelaar op de behandelingsunit heeft drie functies:
Met een volumemeter kan het debiet en de hoeveelheid gevuld water worden gecontroleerd;

  • Een ingebouwde conductiviteitsmeetcel controleert de doeltreffendheid van de behandeling en geeft aan wanneer het patroon vervangen moet worden;
  • Met een elektronisch systeem kunnen parameters worden ingesteld d.m.v. een interface om het vulproces te bewaken.

Ook kan de gebruiker, bij het gebruik van de onthardingspatronen, de hardheidswaarde (°f of °dH) voor de nabehandeling kiezen. Deze functie is niet nodig voor waterdemineralisatie, omdat de regelaar dan zelf bepaalt wanneer het geselecteerde elektrische geleidbaarheidslimiet is bereikt.